Als je een prentenboek leest voel je al snel aan of je het goed vind of niet. Maar hoe bepaal je dat? Zijn er (on)bewust regels waaraan je het verhaal 'toetst'? Ik heb eens in mijn eigen overtuigingen zitten wroeten, en voor mij moet een goed prentenboek aan de volgende zaken voldoen:
boeiend vanaf het begin
Trek de lezer/luisteraar al vanaf het begin het verhaal in om ze niet meer los te laten. Vaak met een conflict wat interessante of spannende gebeurtenissen in gang zal zetten. Een meisje is bijvoorbeeld haar lievelingsknuffel kwijt, zonder is ze ontroostbaar.
eenvoudig en kort verhaal
Als schrijver moet je het verhaal in een paar zinnen kunnen vertellen. Eenvoud is het devies. Denk maar eens aan Nijntje en haar vriendinnetje wat komt logeren. Bovendien moet de tekst niet te lang zijn. De aandacht van kleine kinderen kan niet al te lang worden vastgehouden, hoe spannend het verhaal ook is. En niet teveel hoofdpersonen, deze maken het al snel onoverzichtelijk.
liever geen sprongen in de tijd
Houd het tijdsverloop eenvoudig. Bijna alle prentenboeken zijn chronologisch en worden binnen een kort tijdsbestek verteld. Zo kunnen de kinderen het verhaal makkelijk volgen.
veilig
Als kinderen na het voorlezen gaan slapen moeten ze er geen nachtmerries door krijgen. Daarom blijkt een griezelig monster later vaak helemaal niet eng te zijn en te schrikken van een klein jongetje. Boze heksen worden veilig opgesloten achter slot en grendel.
karakter waarmee kind zich kan identificeren
Kies als hoofdkarakter een kind of een ander karakter waarmee het kind zich kan identificeren. Dieren in prentenboeken hebben vaak een menselijk uiterlijk of gedrag.
grote doelgroep
Als je ervoor zorgt dat je verhaal een grote groep aanspreekt, heb je meer kans dat het uitgegeven wordt. Een uitgever geeft eerder een verhaal uit waarin angst voor het donker centraal staat (algemene angst) dan een verhaal met als onderwerp een slikfobie (een veel zeldzamere angst).
herkenbare elementen
Het verhaal speelt zich binnen de belevingswereld van een kind af. Het mag zich best in een oerwoud afspelen, maar gebruik dan vooral dieren die het kind al (van plaatjes) kent. Wel een tijger, maar geen tapir bijvoorbeeld.
verrassend element
Stop er naast de herkenbare basis ook een bijzondere ontdekking of origineel standpunt in. Zodat het kind vanuit het herkenbare kader toch een wonderlijk avontuur kan beleven.
in balans
Als het verhaal ernstig is, houd er dan toch voldoende lucht en vrolijkheid in. Als een verhaal humoristisch is, kun je het weer realistisch houden. Ook is er de balans tussen tekst en beeld waar je rekening mee moet houden: probeer te voorkomen dat je dingen dubbel laat zien, in het beeld en in de tekst. Beide moeten elkaar aanvullen, niet zozeer herhalen.
dienende tekst
Af en toe mag de schrijfstijl best schitteren, maar met mate. Het taalgebruik werkt samen met het beeld van de spreads en mag dus niet al teveel aandacht naar zichzelf alleen trekken.
leerzaam
Het is mooi als een verhaal een kind ook iets leert, zonder dat het te belerend overkomt. Over hoe mooi vriendschap is en hoe je het beste met het verdriet om je huisdier om kan gaan.
ook voor volwassenen aansprekend
Schrijf een verhaal waaraan je als volwassene ook zelf plezier beleeft. Ouders moeten het later tientallen keren aan hun kinderen voorlezen. Dan is het wel zo fijn als ze er zelf ook van genieten. Bovendien zijn zij degenen die het boek wel of niet zullen kopen.
De uitzonderingen
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op deze opsomming. Zoals gezegd, ‘regels zijn er om gebroken te worden’. Denk maar aan ‘Lola en de leasekat’ van Ceseli Josephus Jitta (in 2007 bekroond met een Zilveren Griffel), waarin een oma de hoofdrol speelt. Of ‘Het wrak van de Zephyr’ van Chris van Allsburg, waarin over de vroegere avonturen van een schip wordt verteld.
Als schrijver kunt je er zelf voor kiezen binnen welke kaders je een prentenboek wilt maken. Voor mij geeft deze opsomming in ieder geval goede richtlijnen. Wat zijn jouw (ongeschreven) schrijfregels? Laat het me weten!
boeiend vanaf het begin
Trek de lezer/luisteraar al vanaf het begin het verhaal in om ze niet meer los te laten. Vaak met een conflict wat interessante of spannende gebeurtenissen in gang zal zetten. Een meisje is bijvoorbeeld haar lievelingsknuffel kwijt, zonder is ze ontroostbaar.
eenvoudig en kort verhaal
Als schrijver moet je het verhaal in een paar zinnen kunnen vertellen. Eenvoud is het devies. Denk maar eens aan Nijntje en haar vriendinnetje wat komt logeren. Bovendien moet de tekst niet te lang zijn. De aandacht van kleine kinderen kan niet al te lang worden vastgehouden, hoe spannend het verhaal ook is. En niet teveel hoofdpersonen, deze maken het al snel onoverzichtelijk.
liever geen sprongen in de tijd
Houd het tijdsverloop eenvoudig. Bijna alle prentenboeken zijn chronologisch en worden binnen een kort tijdsbestek verteld. Zo kunnen de kinderen het verhaal makkelijk volgen.
veilig
Als kinderen na het voorlezen gaan slapen moeten ze er geen nachtmerries door krijgen. Daarom blijkt een griezelig monster later vaak helemaal niet eng te zijn en te schrikken van een klein jongetje. Boze heksen worden veilig opgesloten achter slot en grendel.
karakter waarmee kind zich kan identificeren
Kies als hoofdkarakter een kind of een ander karakter waarmee het kind zich kan identificeren. Dieren in prentenboeken hebben vaak een menselijk uiterlijk of gedrag.
grote doelgroep
Als je ervoor zorgt dat je verhaal een grote groep aanspreekt, heb je meer kans dat het uitgegeven wordt. Een uitgever geeft eerder een verhaal uit waarin angst voor het donker centraal staat (algemene angst) dan een verhaal met als onderwerp een slikfobie (een veel zeldzamere angst).
herkenbare elementen
Het verhaal speelt zich binnen de belevingswereld van een kind af. Het mag zich best in een oerwoud afspelen, maar gebruik dan vooral dieren die het kind al (van plaatjes) kent. Wel een tijger, maar geen tapir bijvoorbeeld.
verrassend element
Stop er naast de herkenbare basis ook een bijzondere ontdekking of origineel standpunt in. Zodat het kind vanuit het herkenbare kader toch een wonderlijk avontuur kan beleven.
in balans
Als het verhaal ernstig is, houd er dan toch voldoende lucht en vrolijkheid in. Als een verhaal humoristisch is, kun je het weer realistisch houden. Ook is er de balans tussen tekst en beeld waar je rekening mee moet houden: probeer te voorkomen dat je dingen dubbel laat zien, in het beeld en in de tekst. Beide moeten elkaar aanvullen, niet zozeer herhalen.
dienende tekst
Af en toe mag de schrijfstijl best schitteren, maar met mate. Het taalgebruik werkt samen met het beeld van de spreads en mag dus niet al teveel aandacht naar zichzelf alleen trekken.
leerzaam
Het is mooi als een verhaal een kind ook iets leert, zonder dat het te belerend overkomt. Over hoe mooi vriendschap is en hoe je het beste met het verdriet om je huisdier om kan gaan.
ook voor volwassenen aansprekend
Schrijf een verhaal waaraan je als volwassene ook zelf plezier beleeft. Ouders moeten het later tientallen keren aan hun kinderen voorlezen. Dan is het wel zo fijn als ze er zelf ook van genieten. Bovendien zijn zij degenen die het boek wel of niet zullen kopen.
De uitzonderingen
Natuurlijk zijn er uitzonderingen op deze opsomming. Zoals gezegd, ‘regels zijn er om gebroken te worden’. Denk maar aan ‘Lola en de leasekat’ van Ceseli Josephus Jitta (in 2007 bekroond met een Zilveren Griffel), waarin een oma de hoofdrol speelt. Of ‘Het wrak van de Zephyr’ van Chris van Allsburg, waarin over de vroegere avonturen van een schip wordt verteld.
Als schrijver kunt je er zelf voor kiezen binnen welke kaders je een prentenboek wilt maken. Voor mij geeft deze opsomming in ieder geval goede richtlijnen. Wat zijn jouw (ongeschreven) schrijfregels? Laat het me weten!